Rockcolumn: Peter Tosh – Hard-Core Reggae Man

 

De columns zijn verhalen over ‘de mens achter de ‘popster’

Tekst: Tom Wouters

Peter Tosh – Hard-Core Reggae Man

Het was zíjn band die de reggae uitvond. Ze namen afstand van de up-tempo dans van de ska, vertraagden hun muziek tot een rocksteady tempo en doordrenkten hun teksten met politieke en sociale boodschappen. Peter Tosh richtte The Wailers op en werkte samen met producer Lee ‘Scratch’ Perry om enkele van de vroegst bekende reggaenummers op te nemen, waaronder Soul Rebel, Duppy Conqueror en Small Axe. Uit de samenwerking van Peter Tosh, Bob Marley en Bunny Wailer ontstond reggaemuziek.

Het begon allemaal in de vroege jaren zestig, toen Peter Tosh zangleraar Joe Higgs ontmoette, die gratis muzieklessen gaf aan jonge mensen. Via zijn contact met Higgs ontmoette Tosh Robert Nesta Marley (Bob Marley) en Neville O’Reilly Livingston (Bunny Wailer). Het trio begon samen te zingen in 1962.

Tosh was een autodidactische gitarist en toetsenist en werd zo een inspiratie voor de andere bandleden om een instrument te leren spelen. Marley bracht een groot deel van 1966 door in Delaware in de Verenigde Staten, waar hij korte tijd in een nabijgelegen Chrysler-fabriek werkte. Begin 1967 keerde hij terug naar Jamaica met een hernieuwde interesse in muziek en een nieuwe spiritualiteit. Tosh en Bunny waren al Rastafari’s toen Marley terugkeerde uit de VS, en de drie raakten erg betrokken bij het Rastafari-geloof.

In 1972 tekende de band een platencontract met Chris Blackwell’s Island Records en bracht in 1973 het album ‘Catch A Fire’ uit, gevolgd door ‘Burnin’ en ‘Natty Dread’ nog in datzelfde jaar.

Die albums deden het erg goed, niet alleen in Jamaica maar ook in de VS en het VK. Chris Blackwell, president van Island Records, concentreerde zich volledig op het sterrenpotentiaal van Bob Marley, die commercieel interessantere reggaenummers schreef met een boodschap van liefde en vrede, dan Tosh die een militante, politieke hardcore reggaeman bleef. Nadat Blackwell weigerde een soloalbum uit te brengen dat Tosh in 1974 had opgenomen, verlieten Tosh en Bunny Wailer de Wailers, hoewel Tosh medeverantwoordelijk was als songschrijver van veel Wailers-hits, zoals Get Up, Stand Up, 400 Years en No Sympathy.

Tosh begon in 1977 zijn eigen albums te maken bij Rolling Stones Records zoals Equal Rights. In 1978 kwam het album ‘Bush Doctor’ uit, waarmee Tosh bij een groter publiek werd geïntroduceerd. Op het album spelen Rolling Stones-frontmannen Mick Jagger en Keith Richards een rol. De eerste single – een cover van The Temptations-nummer Don’t Look Back – werd uitgevoerd als duet met Jagger.

Tosh probeerde wat mainstream succes te behalen, zonder zijn militante opvattingen prijs te geven, maar was slechts matig succesvol, zeker in vergelijking met Marley’s populariteit.

Tijdens Bob Marley’s gratis One Love Peace Concert van 1978 in Kingston werd de kloof tussen Marley en Tosh duidelijk. Terwijl Marley de twee leidende en letterlijk strijdende politici Michael Manley en Edward Seaga met elkaar probeerde te verzoenen, stak Tosh een joint op en pleitte voor legalisering van cannabis. Hij wierp beide politici voor dat ze weigerden dat te doen. Enkele maanden later werd hij door de politie aangehouden toen hij een dance hall in Kingston verliet. Tijdens zijn hechtenis werd hij zwaar mishandeld.

Tosh nam ook deel aan de internationale oppositie tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime door op te treden bij anti-apartheidsconcerten en door zijn mening te ventileren in nummers, zoals Apartheid, Equal Rights, Fight On en Not Gonna Give It Up.

Op 11 september 1987 stierf Peter Tosh een gewelddadige dood toen hij in zijn huis werd overvallen door drie criminelen die op zijn geld uit waren. Omdat Tosh weigerde hen geld te geven, schoten ze hem door het hoofd.

Website: https://en.wikipedia.org/wiki/Peter_Tosh