Shemekia Copeland – Uncivil War
Format: CD / Label: Alligator Records
Release: 2020

Lees hier ook het interview (Iain Patience) met Shemekia Copeland:

Interview I Shemekia Copeland

Tekst: Mark Harmsma

Daar is dan een van dé albums van 2020. Ik zou het een soulplaat noemen, met prominente invloeden van meer waarschijnlijk aan soul verwante stromingen als gospel, blues, countryblues en iets verder weg (stevige) rock, rockabilly en New Orleans funk.

Ooit zag ik Shemekia Copeland op het Blues Peer (BRBF), waar ze veel indruk maakte – vooral doordat ze in een ballad bij de microfoon wegliep, het podium op dat tot in het publiek reikte – en evengoed met haar volume de mensen tot achterin de tent bereikte. Dat was nog eens andere koek dan de wat theatrale, qua volume behoorlijk overschatte Beth Hart – maar dit terzijde.

Photo: Mike White

Als groot fan van de strot van wijlen ‘Daddy Johnny Copeland’ had ik vanaf dat moment Shemekia moeten blijven volgen natuurlijk, maar bij gebrek aan een ‘must-have’ (bijvoorbeeld een dubbel live set+DVD, met large band waaronder blazers en natuurlijk een ronkende Hammond B3) is ze ten onrechte terzijde gelegd. De recensie van deze plaat is een goed moment dat recht te zetten, want ik zie tot mijn schrik dat het optreden in Peer in het jaar 2000 was. Dan zal die dubbel live set er zo onderhand weleens aankomen lijkt me, na 2 handen vol studioplaten.

Teneinde mijzelf niet door andere recensenten te laten beïnvloeden heb ik – zoals meestal – geen onderzoek gedaan naar de achtergrond van het album. De muzikanten zijn dik in orde, met een behoorlijk goede gitarist (of twee) aan boord: Gelukkig geen ‘veel-noten-strooiers’ maar wel gitaarwerk met voldoende spanning en pit – vleugje Albert King – en zelfs de slidegitaar is dik in orde (en mijn trouwe lezers weten dat ik dat niet snel beweer).

Dit album heeft alles wat het nodig heeft om er een goed album van te maken. Ondanks dat er een paar pittige beukers op staan (zoals Money Makes You Ugly, Apple Pie and A .45), kent het voldoende dynamiek.
Fijn dat een band nog helemaal teruggaat in een soul-ballad (zoals de opener Clotilda’s On Fire of Uncivil War) of zelfs een Southern veranda sfeer weet neer te leggen door mandolines, dobro’s of violen uit de kast te trekken (titelsong). Maar nogmaals… niets is overdreven of een goedkope trukendoos, alles gedoceerd in dienst van het arrangement.

Natuurlijk horen we de blues in Give God The Blues, In The Dark of het meer funky No Heart At All, en dat zijn geen 3-akkoorden niemendalletjes. En als ik She Don’t Wear Pink in een vakje zou moeten stoppen dan is dat vakje ‘Rockabilly’ – toch niet de meest voor de hand liggende insteek voor iemand met haar achtergrond. En ja, zo probeer ik subtiel de term huidskleur niet te gebruiken (zoiets kan zomaar verkeerd worden begrepen).
Maar Shemekia refereert daar zelf ook een keer aan – als we dit pad dan toch zijn ingeslagen, in misschien tekstueel wel het meest opvallende nummer van de plaat: Dirty Saint is een ode aan  Mac Rebennack, aka Dr. John ‘the Nighttripper’. Jawel, een gekleurde zangeres met een ode aan, zoals ze het dan noemt ‘blackish white man that you’ll ever see’, tot en met de kloppende verwijzingen naar Jelly Roll (Morton) en de New Orleans Voodoo Queen Marie Laveau – een verhaal waar Leo Blokhuis of Marc Stakenburg van smullen. Daarnaast ‘wiegt’ het nummer Love Song alsof Fats Domino het zelf geschreven heeft, terwijl het geschreven is door vader Johnny Copeland.

Als laatste muziekstijlen, vertegenwoordigd op dit brede album, noemen we Gospel en Countryblues. Soul, Gospel en Countryblues is de succesvolle blend van the Staple Singers, en opeens weet je het: Shemekia Copeland is de nieuwe Mavis Staples. Neem Shemekia’s stemgeluid en volume en speel het nummer Walk Until I Ride af, en luister naar de teksten op dit album: het is een moderne aanklacht van nog steeds dezelfde thema’s die the Staples sinds de jaren ’60 succesvol aankaartten.
Zo is Uncivil War een aanklacht tegen het enige dat die idioot in the White House ons achterlaat, namelijk wantrouwen: “We’re all talking though”.
Ook de strekking van Money Makes You Ugly laat zich raden en voor wie het dan nog niet begrepen heeft is er Give God The Blues, waarin we horen “God loves everybody, but we all give God the blues”, waarin expliciet alle mogelijke huidskleuren en geloofsovertuigingen worden uitgesproken.
Jammer dat eerdergenoemde clown en ex-president een slecht ontwikkelde zelfreflectie heeft, want anders zou hij zich van menige tekstregel behoorlijk achter de oren krabben.

Kortom, een superplaat, en zo heeft 2020 ons nog íets gebracht. Voor wie is dit album? Voor liefhebbers van goed gitaarwerk, van de rauwere Southern soul (Stax, Muscle Shoals), blues, en door elkaar gehusselde muziekstijlen, voor liefhebbers van zangeressen en van the Staple Singers in het bijzonder, en liefhebbers van goede muziek.

Tracks:
01. Clotilda’s On Fire
02. Walk Until I Ride
03. Uncivil War
04. Money Makes You Ugly
05. Dirty Saint
06. Under My Thumb
07. Apple Pie and A .45
08. Give God The Blues
09. She Don’t Wear Pink
10. No Heart At All
11. In The Dark
12. Love Song

Website: Shemekia Copeland